Werken komt voor het meisje
Mijn oma woonde bij leven in het prachtige Zeeland, ik logeerde vaak bij haar op het dorp. Hoewel ze opgegroeid was als boerendochter, was ze geen boer getrouwd. Haar man overleed vrij vroeg, mijn opa heb ik nooit gekend. Ze was streng voor zichzelf: zat strikt rechtop in haar houten stoel, geen gehang tegen de leuningen. Ze had kippen in de achtertuin, die op vaste tijden restjes eten kregen die ze in een schillenbakje op het aanrecht bewaarde tot ze naar het kippenhok liep. Ze had een moestuin op de rand van het dorp (voordeel van een dorp is dat je ALTIJD met twee minuten bij de rand van een dorp bent) en hield die maticuleus bij. Haar buren hadden de moestuin naast haar, die hield ze ook bij als de buren in het buitenland zaten.
Mijn oma werd geboren in het jaar dat de vrouwen in Nederland stemrecht kregen. Voor de cultuurbarbaren onder ons: dat was in 1919. Ze maakte de Tweede Wereldoorlog mee (moest aan het einde ook huis en haard verlaten omdat gedeeltes van Zeeland onder water werden gezet) en is bij de Watersnoodramp familie, vrienden, huis en have verloren. Steeds bouwde ze haar leven weer op. Geen boer, wel uit de klei getrokken.
Mijn oma was een snoeper. Als boerendochter hield ze niet van biest (melk met klontjes noemde ze dat) en gortenpap of welke andere drab ze voorgeschoteld kreeg. Dat was niet handig, want er was in haar tijd niet veel over voor picky eaters. Je at wat je kreeg en die zuinigheid nam ze haar hele leven mee. Ik herinner me de draderige boontjes die we aten. Messcherp in je keel, ik kreeg ze bijna niet weg. Maar ze waren uit de tuin en in overvloed, dus we deden het ermee. Desnoods drie keer per week scheermessen eten. Maar je bent dankbaar voor wat je gegeven is.
Wel vierde ze op haar manier het leven. Ze kon bijvoorbeeld intens genieten van een bonbon bij de koffie, en nam er vaak zelf twee. “Vur t hôarde waarkn,” zei ze dan met een ondeugende oma-glimlach. En gelijk had ze.
Ik denk wel eens dat we in deze tijd niet alleen spreekwoorden vergeten zijn, maar ook dat het niet vanzelfsprekend is dat alles naar je toe komt. We boffen met een maatschappij waarin veel voor ons geregeld wordt, maar het maakt tegelijkertijd ook lui: ik besta, daarom wil ik verzorgd worden. Dat recht heb ik, dat eis ik. Het verschil met ‘vroeger’ is denk ik dat we het werken het liefst willen overslaan en meteen naar het meisje gaan. Bonbons gaan voor de moestuin zeg maar. Of de verse boontjes weggooien en een pizza bestellen.
Mijn oma had geen rijk leven, maar ze had wel een rijk bestaan. De tijd had z’n sporen achter gelaten, maar ze was niet gebroken. Ze koos ervoor om te blijven werken, om te zoeken naar wat haar hand vond om te doen. En daarnaast koos ze er ook voor om bonbons te kopen. Ik denk dat ze daar extra van kon genieten omdat ze daar eerst voor gewerkt had.

Of kies voor
Deel dit bericht op:

Postbode Siemen
Altijd als ik start met het dialect van de serie Zaai (insert) praat ik gevoeglijk een half uur door met de slepende ‘el’ van postbode Siemen. En het kost me daarna geheid moeite om weer gezellig te Algemeen Beschaafd Nederlands’en.

Klim Op
In het mooie Dordrecht, waar ik mijn hele leven al woon, worden regelmatig nieuwe huizen neergeplempt. Zo ook op de plek van de oude HBS, dat al enkele jaren leeg stond.